Uitgangspunten I
1 Nadruk eerst op het verbale complex (werkwoorden), dan pas op het nominale complex (persoonlijke voornaamwoorden, zelfstandignaamwoordgroep).
2 Samengestelde werkwoordsvormen deels vroeger dan niet-samengestelde werkwoordsvormen.
3 Volgorde van de naamvallen: nominatief – accusatief – datief (persoonlijke voornaamwoorden); nominatief – dativ - accusatief (zelfstandignaamwoordgroep).