Uitgangspunten II
4 Eerst bepaald lidwoord, dan onbepaald lidwoord, maar eerst mein-groep, dan dieser-groep.
5 Eerst persoonlijk voornaamwoord, dan de zelfstandignaamwoordgroep.
6 Eerst voorzetsels met vaste naamvallen, dan lijdend en meewerkend voorwerp.
7 Verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord voor de invoering van een nieuwe naamval in de zelfstandignaamwoordgroep.